Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar de [26]koning zal zich in God verblijden; een iegelijk, die bij [27]Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der [28]leugensprekers zal gestopt worden. 26. Namelijk, ik David, als mij God naar zijne beloften, tot het koninkrijk zal hebben verheven, dat zij zoeken te beletten; hfdst.62 vs.5. 27. Te weten, bij God, dat is, die Hem recht eert en dient, zal zich met vreugde gelukkig achten in God en zijn genadewerk, dat Hij aan mij en zijn volk zal hebben bewezen. Alzo hfdst.64 vs.11. 28. Die nu zo stout en onbeschaamd van mij en andere vromen liegen, verdichtende en uitstrooiende al wat zij willen.